Gepost door Daan Breederveld
Wie zin heeft, gaat niet mentaal met pensioen
Door Daan Breederveld en Peter Henk Steenhuis
De uitdrukking sloeg in de media in als een bom: mentaal met pensioen. Nog voor gezondheidswetenschapper Jenny Huijs van TNO, gisteren op dit onderwerp promoveerde, verschenen er stukken op de site van de Universiteit Utrecht, in NRC Handelsblad en Trouw. Zijn we bang voor dit pensioen, vermoeden we dat onze collega’s er onder vallen? Wie zijn mentaal gepensioneerd?
Huijs: “Werknemers die eigenlijk al zijn afgehaakt, weinig waardering voelen voor het werk dat ze doen, en hun tijd op de werkvloer uitzitten.” Huijs constateerde ook dat mensen die mentaal met pensioen zijn een lage mate van bevlogenheid ervaren. Gevolg: de verbondenheid met het werk is nihil.
Daarnaast heeft Huijs gekeken hoe, na een periode van ziekte, werkhervatting versterkt kan worden. Bij werkhervatting speelt volgens haar self-efficacy een hoofdrol. “Self-efficacy is het geloof dat iemand heeft in het kunnen voldoen aan de eisen van het werk of het vervullen van een werkrol. Werknemers met veel self-efficacy hebben meer vertrouwen dat zij kunnen omgaan met uitdagingen op de werkplek. Zij hervatten hun werk sneller bij verzuim. Volgens Huijs heeft self-efficacy een fijne eigenschap: het is veranderbaar en daardoor te beïnvloeden.
NRC Handelsblad vroeg aan Huijs hoe mensen dat gevoel van self-efficacy kunnen krijgen. “Door mensen zelf de regie te geven.”
De wens iedereen bevlogen te laten zijn, is vragen om mooi weer
Belangrijk in het verhaal van Huijs is het woord ‘bevlogenheid’. Wie niet bevlogen is, nadert volgens haar het mentale pensioen. Dat is kort door de bocht. Uit een studie in 12 landen door onderzoeksbureau Gallup blijkt dat wereldwijd gezien slechts 11% van de werknemers engaged (bevlogen) is, 62% geeft aan not engaged (niet bevlogen) te zijn en 27% is zelfs actively disengaged (actief niet bevlogen). Dus als u nu het gevoel heeft niet zo heel bevlogen te zijn, sturen we u nog niet met een mentaal pensioen de laan uit. Want de wens alle werknemers bevlogen te laten zijn, is een wens naar uitsluitend mooi weer. En daarmee niet reëel. Laten we om te beginnen mensen weer een beetje zin in hun werk laten beleven.
Zin – is dat niet nog een veel vagere term dan bevlogenheid? Een aantal jaar geleden heeft toenmalig Denker des Vaderlands, René Gude, het begrip ‘zin’ onder handen genomen. Hij deelde het begrip in vieren op. Als eerste sprak Gude over ‘zinnelijk’ (Z1), dat is de lijfelijke kant van het begrip zin; denk hierbij aan woorden als energie, kick, adrenaline. De tweede betekenis van zin noemde Gude ‘zintuiglijk’ (Z2), dat is de esthetische kant; hierbij passen woorden als mooi, schoon, de juiste maat. Dan onderscheidde Gude ook het ‘zinrijke’ (Z3); dat is de begripsmatige kant van het woord zin, het rationele, verbale, eigenlijk bezinning op de vraag of je in staat bent je taken te verwoorden en uit te voeren. Ten slotte sprak Gude over ‘zinvol’: de doelmatige kant van zin, de waarom-vraag, waarbij je ook kunt denken aan een woord als motivatie. Door deze vierdeling wist Gude het vage begrip ‘zin’ handen en voeten te geven.
Wij hebben het gedachtegoed van Gude over zin en zingeving afgelopen jaren verder uitgewerkt, en toegepast op de werkvloer. In de hoop om als journalist werknemers meer zicht op zin in hun werk te bieden, om als arts grip te krijgen op fenomenen als burn-out en verzuim.
Beeld ANP
De postbodes hoefden niet eens meer geld
Dat dit idee voet aan de grond krijgt, blijkt uit het feit dat de Nederlandse Vereniging voor bedrijfsartsen zingeving als essentiële bagage ziet voor het terugdringen van burn-out klachten. Projectleider Marjolein Bastiaanssen: “Verder moeten artsen meer aandacht krijgen voor zingeving. Meer dan ooit willen mensen iets doen wat bij ze past, of op zijn minst de mogelijkheid hebben zich verder te ontwikkelen. Kan dat niet, dan raken ze gefrustreerd, met mogelijk een burn-out als gevolg.” Wie naar zingeving kijkt, kan de mentale pensioengerechtigde leeftijd van mensen flink opkrikken, ook als ze niet echt bevlogen zijn.
Neem de postbodes, die vorige week hun cao-onderhandelingen niet begonnen met een eis om meer geld, maar met de vraag naar meer respect. Een van hun klachten: door de krimpende markt worden depots samengevoegd en nemen de looptijden toe. Volgens de actievoerders zijn deze looptijden nu “structureel te krap.” Heeft deze klacht met bevlogenheid te maken? Nee, dit is een fysiek probleem, passend binnen wat wij het ‘zinnelijke’, lijfelijke noemen. Er moet meer en sneller dan vroeger gelopen worden, te veel volgens de postbodes.
Wordt hun klacht gerespecteerd? De postbodes hebben het idee van niet. Er wordt niet gekeken hoe zij hun taken, in een veranderende markt, nog goed zouden kunnen uitvoeren. Ook deze vraag heeft weinig met bevlogenheid te maken, maar met zingeving in de derde betekenis van het woord, het ‘zinrijke’(Z3): ben ik of is mijn manager in staat te verwoorden hoe ik mijn taak kan realiseren? En kunnen wij daar samen over praten?
Dit is wat Huijs in haar onderzoek “Self-efficacy noemt: het geloof dat iemand heeft in het kunnen voldoen aan de eisen van het werk of het vervullen van een werkrol. Wij geven de voorkeur aan de Nederlandse term zinrijk. En inderdaad, aan dat zinrijke kun je werken.
Het onderzoek van Huijs toont dit ook fraai aan. In Trouw vertelde Huijs eerder dat zij kleine groepjes van ongemotiveerde werknemers en hun leidinggevenden bij elkaar zette, en hen liet nadenken over wat zij misten in hun werk. Ze zochten daar met elkaar een antwoord op, dat direct in de praktijk werd gebracht. Dat kon variëren van een roulerende voorzitter bij vergaderingen tot een cursus feedback geven en meer taakroulatie binnen het team. Maar waarom hier een Engelse term voor verzinnen terwijl je dit ook bezinning op je werk kunt noemen?
De toverwoorden ‘eigen regie’
Het gevaar van een term als self-efficacy is dat werkgevers dit aan werknemers lijken op te leggen. Huijs neigt daar ook toe. In NRC Handelsblad zegt zij op 17 september: Self-efficacy versterk je door mensen “zelf de regie te geven”.
Wij vragen ons af of dit klopt. Wij hebben gewerkt met mensen die terugkeerden op de arbeidsmarkt na een zware ziekte. Onder anderen met Kathi Künnen, zij heeft darmkanker. Toen zij weer op haar werk kwam, gaf haar manager haar de eigen regie.
Künnen: “Samen met mijn leidinggevende heb ik een poging ondernomen opnieuw aan de slag te gaan. We spraken af dat ik vier uur per week taken op zou pakken die ik thuis zou kunnen doen en waarbij ik mijn tijd zelf kon indelen. Dat lijkt fijn, maar dat is het niet. Ik had behoefte aan iets concreets. Toen heb ik vaak gezegd: ik had graag naast de secretaresse willen zitten en postzegels plakken. Dan had ik aan het einde van de dag gezien dat er een stapel envelopjes lag.”
‘Eigen regie’ is net zo’n toverwoord als ‘autonomie’. Maar wel een woord dat de laatste decennia een neoliberale klank heeft gekregen: de werknemer krijgt eigen regie, mits die in dienst staat van het korte-termijn-belang van de werkgever.
Wanneer eigen regie wel werkt? Een paar jaar geleden vroegen we dit aan psychoanalyticus Verhaeghe: “De regie krijg je alleen maar terug door een combinatie van een andere bedrijfsorganisatie, en een veranderde kijk op de werkelijkheid van onszelf en van het werk.” Bezinning op ons werk dus.
Dat doe je niet alleen, als je bijvoorbeeld terugkeert van een ziekbed, dat doe je samen. Kathi wilde gehoord, gezien worden, en samen met haar leidinggevende op zoek gaan naar taken die zij wel kon verrichten.
De uitdaging is niet om werknemers bevlogen te laten worden. Geef ze in eerste instantie hun gevoel van waardigheid terug. Dat kan door ze respect te betonen, naar ze te luisteren, ze te zien. We willen geen self-efficacy, maar we willen gezien en gehoord worden, allemaal.
Daan Breederveld is bedrijfsarts bij Het Med
Peter Henk Steenhuis is journalist filosofie voor het Dagblad Trouw